De biostoomcentrale onderscheidt zich van een gewone biomassacentrale door een doorgedreven nabehandeling van de rookgassen.
De installatie werkt op de best beschikbare technologie en voldoet aan de strengste Europese uitstootnormen.
De apparatuur die de rookgassen behandelt neemt qua oppervlakte ongeveer een derde in van de volledige productie-oppervlakte.
Vuurhaard (4) : De nabehandeling van de rookgassen start al in de vuurhaard: er wordt ureum toegevoegd om de stikstofoxiden (NOx) te reduceren.
Quench en reactor (6 en 7) In de quench (6) worden de rookgassen afgekoeld en vermengd met kalk om de zure deeltjes in de rook te binden. In de reactor (7) wordt geactiveerde bruinkool geïnjecteerd die reageert met de dioxines, furanen en zware metalen in het rookgas.
Deze installatie haalt de schadelijke partikels die intussen gebonden zijn met de kalk en de geactiveerde bruinkool uit de rookgassen. Ook de vliegassen worden in de mouwenfilters tegengehouden. Deze filters worden geregeld pneumatisch gereinigd.
Het afgescheiden materiaal wordt opgevangen in de as-silo (10) en afgevoerd.